Hoe begrijpen we materie, ruimte, tijd en energie?


Wat bewustzijn is (van ons denken en voelen) laat zich moeilijk beantwoorden.

Wel kunnen we vermoeden dat informatie een belangrijke rol speelt bij ons bewustzijn.

Mensen en dieren lijken een vergelijkbare perceptie te hebben van de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie.

Hoe zouden we ons een begrip kunnen vormen van de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie, welke waarnemingen zijn nodig om ons daarvan een begrip te vormen?

Binnen het amateuristische experimentele MRTE-indelingsmodel wordt verondersteld dat we deze basiskenmerken opgebouwd kunnen denken uit de waarneming van:
       - een wel - of niet verandering van het beschouwde object ten opzichte van
       - een wel - of niet verandering van een      ander object, bv. de beschouwer/beschouwing
                                                                      de toeschouwer/toeschouwing
                                                                      de waarnemer/waarneming

       - M (materie): het beschouwde object beweegt/verplaatst NIET en de toeschouwer beweegt/verplaatst NIET -> NN
       - R (ruimte):  het beschouwde object beweegt/verplaatst NIET en de toeschouwer beweegt/verplaatst  WEL -> NW
       - T (tijd):    het beschouwde object beweegt/verplaatst  WEL en de toeschouwer beweegt/verplaatst NIET -> WN
       - E (energie): het beschouwde object beweegt/verplaatst  WEL en de toeschouwer beweegt/verplaatst  WEL -> WW

       - W staat voor  wel verandering/beweging
       - N staat voor geen verandering/beweging

       - tijd is een aanduiding voor een hoeveelheid veranderingen, veranderingen kunnen herleid worden tot bewegingen/verplaatsingen.

___________________________________________________________________________________________________________________

BEGIN de kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE
___________________________________________________________________________________________________________________

Schema MRTE-indelingsmodel:

      Concreet (echt/werkelijk):

             ______________________________________________________________________________________________________

              - -       -        bi/bu              bi-bu         bu-bu                         bi-bi         bu-bi
             ______________________________________________________________________________________________________

             NN M Materie         vorm             {stof}         {los}                        {vast}   {geen_stof}
             NW R  Ruimte       plaats       {begin/bron}       {route}             {verplaatst_deel} {eind/bereik}
             WN T    Tijd verplaatsing           {output}    {buiten_S}                    {binnen_S}       {input}
             WW E Energie   vervorming         {beginnen}  {verkleinen}                   {vergroten}    {eindigen}

      Abstract (onecht/onwerkelijk/figuurlijk/info):

             ______________________________________________________________________________________________________

              - -       -      grootte              klein      ongelijk                        gelijk         groot
             ______________________________________________________________________________________________________

             NN M Materie         vorm             {echt}      {onwaar}                        {waar} {onecht/info}
             NW R  Ruimte       plaats           {zender}      {medium}                {bericht/info}   {ontvanger}
             WN T    Tijd verplaatsing            {uiten} {nieuws/info} {denken/voelen/geloven/weten}   {waarnemen}
             WW E Energie   vervorming {veroorzaken/info} {tegenwerken}                   {meewerken}  {resulteren}

      Toelichting:
                 - {stof} heeft in bovenstaand schema als betekenis: stof als vast, vloeibaar, gas

                 - {geen_stof} heeft in bovenstaand schema als betekenis: straling, golven, elektriciteit, chemie,
                               bv. beeld, geluid, geur, smaak, warmte, gevoel

                 - {vast} heeft in bovenstaand schema als betekenis vast m.b.t. kenmerken:
                    -        essentiƫle kenmerken
                    -      fundamentele kenmerken
                    -         inherente kenmerken
                    -       intrinsieke kenmerken
                    -    niet-optionele kenmerken
                    -     non-optionele kenmerken
                    -        wezenlijke kenmerken
                    -             wezenskenmerken

                 -  {los} heeft in bovenstaand schema als betekenis los m.b.t. kenmerken:
                    -   niet-essentiƫle kenmerken
                    - niet-fundamentele kenmerken
                    -    niet-inherente kenmerken
                    -       extrinsieke kenmerken
                    -         optionele kenmerken
                    -   niet-wezenlijke kenmerken

___________________________________________________________________________________________________________________

END   de kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE
___________________________________________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________

BEGIN de kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE als het beschouwde object en het beschouwende object
___________________________________________________________________________________________________________________


Kun je het beschouwde object en het beschouwende object misschien ook of uitsluitend zien (terugvoeren op) de kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE?

De relaties N of W t.o.v. N of W kunnen worden beschouwd als de relatie tussen het beschouwde object en de beschouwer/beschouwing/info.
De beschouwer hanteert een beschouwing als informatie t.a.v. de werkelijkheid.
We zouden de beschouwer/beschouwing kunnen zien als de info per M R T E.
Dit lijkt logisch, omdat info een projectie/spiegel is of bedoeld is als projectie/spiegel van de werkelijkheid.
Tevens lijken de 4 info's per MRTE ook betrekkelijk los te staan van de overige 3 kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE.

Daarmee krijgt de info het karakter van N of W, terwijl de overige 3 kenmerkwaarden/kenmerktypen per M R T E de andere N of W zijn.

De info-kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE gelden voor het beschouwende/toeschouwende/waarnemende object en zijn:
   - M: onwerkelijk karakter
   - R: verplaatste deel(tjes)
   - T: buitenverplaatsing
   - E: veroorzaken

- beschouwer/beschouwing van M: N ~ de onwerkelijkheid/info van de werkelijkheid, tevens zijnde (on)waar
- beschouwer/beschouwing van R: W ~ C ~ het verplaatste object binnen een ruimte van A (bron), B (bereik) en D (route)
- beschouwer/beschouwing van T: N ~ buitenverplaatsing t.o.v. de 3 typen verplaatsingen van het beschouwde object
- beschouwer/beschouwing van E: W ~ de veroorzaker (van beweging/verandering) met als gevolg m (meewerken), t (tegenwerken), g (gevolg/resultaat)

  BEGIN de kenmerkwaarden/kenmerktypen van M

        De werkelijkheid genereert info (die we als mens en dier kunnen opmerken en interpreteren).
        Binnen de planten- en dierenwereld is deze werkelijkheid met name de natuur.
        De afspiegeling/projectie van de werkelijkheid in de vorm van natuur naar info kan deels ongelijkend - en deels gelijkend zijn.

        M bestaat binnen een 100% natuurlijke omgeving uit de kenmerkwaarden/kenmerktypen:
          - werkelijkheid
          -   gelijkende afspiegeling/projectie van de werkelijkheid naar info
          - ongelijkende afspiegeling/projectie van de werkelijkheid naar info
          - info (bv. sporen, dierlijk - en plantaardig voorkomen, dierlijke gebaren, dierlijke geluiden, dierlijke - en plantaardige reuk)

        Het lijkt met name een menselijke aangelegenheid om de (on)gelijkheid tussen info en werkelijkheid uit te drukken in (on)waar (van info).
        Binnen een natuurlijke leefwereld lijken plant en dier op een bijna consequente manier te reageren op info uit de natuur.
        Binnen een menselijke  leefwereld lijken mensen zich ook bezig te houden met de (on)waarheid van info, info verkregen uit natuur en cultuur.

        - kennis van (on)waar                                        (verstandsniveau)                    kan leiden tot
        - kennis van (on)eerlijk                         (verstands- en gevoelsniveau), welke kennis weer kan leiden tot
        - kennis van (on)recht                                (staatsrechtelijkniveau), welke kennis weer kan leiden tot
        - kennis van vormen van "goed" (m) en "kwaad" (t)           (religieus niveau).

  END   de kenmerkwaarden/kenmerktypen van M

  BEGIN de kenmerkwaarden/kenmerktypen van T

        Hoe kunnen we de buitenverplaatsing (eigenlijk dus een W) toch zien als een N-object?
        Ongeveer als onderstaand:
                 - de verplaatsingen van het beschouwde object zijn input, binnenverplaatsing en output en dus niet de buitenverplaatsing
                 - de buitenverplaatsing maakt daarmee geen deel uit      van het beschouwde object
                 - de buitenverplaatsing is tevens de info-verwerking over het beschouwde object door de beschouwer
                 - zowel het beschouwde als de beschouwer hebben hun eigen cyclus:
                         -> de output van het beschouwde ~ input van de  beschouwer
                         -> bij het beschouwde hoort de extraverte cyclus
                         -> bij  de beschouwer hoort de introverte cyclus
                         -> de extraverte cyclus en de introverte cyclus vinden min of meer gelijktijdig plaats
                         -> de extraverte cyclus en de introverte cyclus betreffen verschillende perspectieven
                         -> de output (fase 3) van de extraverte cyclus is tevens het begin van de cyclus
                         -> de extraverte cyclus lijkt op de manier zoals de natuur oorspronkelijk vat had en deels nog steeds heeft op het leven:
                               de output van het beschouwde leidt min of meer tot standaard reacties van de beschouwer.
                            De introverte cyclus lijkt meer verwant met het kritisch vermogen om te kunnen twijfelen aan de input:
                               is de input (deels) waar of onwaar?
                               Zowel mensen als dieren kunnen twijfelen aan de juistheid van bv. geluid, beeld, reuk, van bv. prooi, jager, soortgenoot,
                               familie, vijand, maar het twijfelen aan de waarheid van informatie speelt nog veel meer een rol bij mensen dan bij dieren,
                               mede omdat mensen woorden en zinnen (kunnen) gebruiken voor bijna elk denkbaar begrip en/of situatie die mensen kunnen
                               bedenken en beschrijven, al dan niet ooit gebeurd en al dan niet mogelijk (het paradijsverhaal?).

  END   de kenmerkwaarden/kenmerktypen van T

  BEGIN de kenmerkwaarden/kenmerktypen van E

  Het beschouwende/toeschouwende/waarnemende object van E betreft "veroorzaken" en daarmee is het beschouwende/toeschouwende/waarnemende object tevens de
      veroorzaker.

  END   de kenmerkwaarden/kenmerktypen van E

We kunnen de beschouwer (= het beschouwende object) ook zien als gewoon een ander object i.d.b.v. een referentie object.

Door het beschouwende/toeschouwende/waarnemende object te zien als de info-kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE, kun je spreken van een sterker verband 
     tussen de kenmerken MRTE voorgesteld als W/N-W/N en de kenmerkwaarden/kenmerktypen bi/bu-bi/bu, alsook van een sterkere inkadering van het begrip 
     info binnen het MRTE-indelingsmodel.

___________________________________________________________________________________________________________________

END   de kenmerkwaarden/kenmerktypen per MRTE als het beschouwde object en het beschouwende object
___________________________________________________________________________________________________________________